Sinds de gezagscrisis van de jaren zestig streeft de politie in Nederland naar integratie in de maatschappij. Hierbij gaat het om een politie die goed weet wat er in de wijken speelt en in contact staat met de bevolking. Toch staat de politie steeds verder van de mensen af, constateert onderzoeker Ivo van Duijneveldt in zijn proefschrift, dat hij op 4 juni verdedigt aan de Radboud Universiteit. ’Het is noodzakelijk dat de politie werkt aan het opbouwen en behouden van legitimiteit.’
Waar in de jaren vijftig het gezag van de politie nog vanzelfsprekend was, veranderde dat in de jaren zestig drastisch. ’In 1966 waren er in Amsterdam meerdere gewelddadige confrontaties tussen politie en publiek. Tegen onschuldig gedrag, zoals het dansen rond een fontein, werd door de politie hardhandig opgetreden,’ vertelt onderzoeker Ivo van Duijneveldt. ’Het leidde tot brede maatschappelijke kritiek. Ook binnen de politie waren kritische geluiden te horen: is de politie enkel een instrument om de wil van de overheid te handhaven, of moet zij de samenleving dienen?’
Als antwoord op deze gezagsen legitimiteitscrisis formuleerde een generatie jonge politieleiders een nieuwe visie op de rol en plaats van de politie in de samenleving. Hierin stond het idee van integratie van de politie in de samenleving centraal. De politie moest haar legitimiteit baseren op haar relatie met de bevolking, niet alleen op de letter van de wet. Het betekende dat politiemensen actief moesten werken aan de acceptatie van hun optreden in de samenleving. En dat de politie dichtbij de mensen, in de wijken, haar werk moest doen.
Inbedding onder druk
Ivo van Duijneveldt doet al vijftien jaar onderzoek naar de maatschappelijke functie van de politie in Nederland. Uit interviews met politiechefs en wijkagenten blijkt dat het model van maatschappelijke integratie nog altijd invloedrijk is. ’Er is brede steun voor het idee dat de politie de mensen moet kennen en andersom. Maar tegelijkertijd constateer ik dat de politieorganisatie zich in omgekeerde richting ontwikkelt. Sinds de vorming van de nationale politie in 2013 is de helft van de politiebureaus gesloten. De politie is meer op afstand komen te staan en dreigt daardoor de verbinding met de bevolking te verliezen.’
Sociale orde
Ook is sprake van veranderende opvattingen over de rol van politie. Van Duijneveldt: ’Er is veel aandacht voor criminaliteitsbestrijding. Dat is natuurlijk belangrijk, maar het overgrote deel van het dagelijkse politiewerk gaat over hele andere problemen: over sociale problematiek in de wijken, over hulpverlenen aan mensen. Deze maatschappelijke functie van het politiewerk krijgt weinig aandacht, maar is ontzettend belangrijk voor burgers. En om die functie goed uit te voeren, moet je echt snappen wat er in die samenleving gebeurt. De moderne samenleving is weliswaar complexer dan die van de jaren ’60, maar juist dáárom is integratie belangrijk. De politie moet contacten onderhouden in alle lagen van de samenleving om spanningen te kunnen peilen.’
Toekomst
Van Duijneveldt is bezorgd over de ontwikkeling die de politie doormaakt: er is meer afstand en minder ruimte voor de ontmoeting met burgers. ’De beweging is naar een justitiële politie, naar meer repressief optreden, naar meer controle. In de toekomst is het niet ondenkbaar dat deze ontwikkeling door de technologische mogelijkheden van big data en kunstmatige intelligentie verder doorzet. Het is makkelijker iedereen continu te controleren. Maar is dat wat we van de politie willen en verwachten? Ik vind dat we heel bewust moeten nadenken over van wat voor soort politie wij willen.’
Meer weten? Het boek De maatschappelijke integratie van de politie van Ivo van Duijneveldt is vanaf 4 juni beschikbaar.