Van koeien melken op een krukje tegen het dier aan, naar moderne robotstallen waarin je als boer de koe nog nauwelijks hoeft aan te raken. In het boek ’Hoe de natuur uit de landbouw verdween’ laat Radboud-historicus Marij Leenders zien hoe het boerenbedrijf sinds de negentiende eeuw drastisch veranderde. ’Boeren hebben een intuïtieve band met de natuur, het is zaak om die terug te vinden.’
In het boek komen boeren uitgebreid aan het woord. Hun ervaringen zijn heel verschillend. ’Als dit boek íets laat zien is het dat dé boer niet bestaat,’ zegt onderzoeker Marij Leenders. ’Aan de ene kant staat de biologische boer en aan de andere kant het grootschalige boerenbedrijf dat volledig gemechaniseerd is. Maar de meeste boeren zitten ergens tussenin. Hun omgang met akkers en dieren is veel ingewikkelder. Door technologische veranderingen verdween de natuur uit de landbouw, maar niet uit de boeren zelf.’
Perspectief van de boer
Leenders is, naast historicus, ook natuurliefhebber en boerendochter. ’Natuur én landbouw liggen mij na aan het hart. En die twee hoeven elkaar ook niet te bijten. Het is zaak om de intuïtieve band van boeren met de natuur terug te vinden.’ Er is veel historisch onderzoek gedaan naar de landbouw, maar weinig vanuit het perspectief van de boeren. De onderzoeker gebruikte ingezonden brieven van boeren en bestaande interviews. Ze interviewde zelf ook boeren, onder andere uit haar eigen familie. ’Allemaal hebben ze een band met de natuur: met de grond of hun dieren. Zelfs in megastallen bouwen boeren een band op met bepaalde dieren, bijvoorbeeld als die ziek zijn.’
De band van boeren met de natuur is volgens de historicus nooit verdwenen, maar wel belemmerd door allerlei krachten van buitenaf. Van de introductie van kunstmest eind 19 eeuw tot de ruilverkaveling en de komst van machines voor het ploegen of melken. ’Boeren belandden in een soort rat race van intensivering en modernisering,’ aldus de onderzoeker. ’Om bijvoorbeeld bij de boerenleenbank - later Rabobank - een hypotheek te kunnen krijgen, móest je als boerenbedrijf groeien.’
Steeds nieuwe regels
Door de jaren heen kregen boeren te maken met veel verschillend beleid, omdat oude regels na een tijdje niet goed uitpakten. Na de Tweede Wereldoorlog was het credo: nooit meer honger. Boeren moesten dus veel gaan produceren. In de jaren vijftig was het gewenste productieniveau bereikt, maar de productie bleef groeien tot ver in de jaren zeventig. Toen kwamen de ’melkplas’ en de ’boterberg’: grote overschotten, die gedumpt werden in bijvoorbeeld Afrikaanse landen, waar de markt verstoord raakte. Daarom werden er melkquota ingesteld.
Leenders gebruikt het voorbeeld van een boer uit Boxtel, die aan de rivier de Beerze woont. In de jaren zestig zag die boer als jongetje hoe de rivier werd strakgetrokken vanwege de ruilverkaveling. Zijn vader kon daardoor een groot bedrijf opbouwen. Maar in de jaren negentig ontstonden problemen met het water: dat kon niet weg en dorpen dreigden onder te lopen, dus de rivier moest weer gaan kronkelen. De boer nam zelf het heft in handen: hij haalde boeren over om een deel van hun land ’terug te geven aan de natuur.’ Hij zag ideeën veranderen: over wat natuur is en hoe je landbouw moet bedrijven. De boeren moesten zich aanpassen aan de nieuwe realiteit.
Volgens Leenders kunnen we leren van deze geschiedenis. ’Als er geen reflectie is, dendert die modernisering maar door en denken we achteraf: hadden we dat wel moeten doen? Dat zie je ook nu nog. De Club van Rome zei in 1972 al: het moet minder. We putten de aarde uit. Als je de geschiedenis kent, kun je wel zien dat we in herhaling vallen: het is dus belangrijk om te blijven reflecteren op wat we doen. Dit boek laat zien dat veel boeren daar zelf in elk geval heel goed toe in staat zijn.’
’Hoe de natuur uit de landbouw verdween’ verschijnt op 19 september 2024 bij uitgeverij WBOOKS.