Clustering van internationale studenten is groter probleem dan toename

Tot een paar jaar geleden zette de Nederlandse regering vol in op het aantrekken van meer internationale studenten. Nu is die houding compleet omgeslagen. Socioloog Tijmen Weber onderzocht de migratiepatronen van deze groep studenten: waar komen ze vandaan en waar gaan ze naartoe? ’Het probleem is niet een ongecontroleerde groei, maar de ongecontroleerde ongelijkheid in die groei.’ Op 18 juni verdedigt hij zijn proefschrift aan de Radboud Universiteit over dit onderwerp.

In de afgelopen decennia zette de Nederlandse regering zich actief in om het aantal internationale studenten te vergroten. Universiteiten en hogescholen begonnen Engelstalige opleidingen aan te bieden en hogeronderwijsinstellingen wierven buitenlandse studenten via advertenties, beurzen en externe bureaus. Het aantal internationale studenten in Nederland vertienvoudigde bijna tussen 2000 en 2020: van 14 duizend naar 125 duizend in 2020. ’Nederland is populair. We zijn relatief betaalbaar, de bevolking spreekt goed Engels en veel opleidingen zijn in het Engels’, zegt socioloog Tijmen Weber, tevens docent aan de HAN University of Applied Sciences. ’Oorspronkelijk was het de bedoeling dat we nu nog veel meer internationale studenten zouden hebben.’

Maar rond 2019 veranderde het geluid: internationale studenten zouden de woningnood verergeren en Nederlandse studenten verdringen. Dat is volgens Weber een veel te uniforme blik op de zaak. Voor zijn onderzoek gebruikte hij DUO-data van elke internationale eerstejaarsinschrijving voor alle opleidingen in Nederland tussen 2016 en 2019. ’Amsterdam, Rotterdam, Maastricht en Groningen zijn bij elkaar goed voor de helft van alle internationale studenten in Nederland. Duitsers vormen de grootste groep, gevolgd door Italianen, Chinezen, Belgen en Roemenen’, somt Weber zijn eerste bevindingen op. ’Bacheloropleidingen trekken relatief meer studenten uit Europese landen, masteropleidingen zijn populairder onder niet-Europese studenten.’

Ontwikkelingsniveau

Interessant is dat het ontwikkelingsniveau van een herkomstland de studentenmobiliteit beïnvloedt. In de regel ziet Weber dat internationale studenten vaker uit middelontwikkelde landen komen en dat ze vooral in hoogontwikkelde landen studeren. Naarmate middelontwikkelde landen rijker worden zal het aantal binnenkomende studenten toenemen en het aantal uitgaande studenten afnemen. ’Toen China zich begon te ontwikkelen, kwam de stroom uitgaande studenten op gang. Nu China zijn eigen onderwijssysteem verbetert, zal het land zelf meer internationale studenten gaan aantrekken. Toekomstige hotspots van internationale studenten kunnen we wel al voorzien, bijvoorbeeld Vietnam en Nigeria’, stelt Weber.

Ook het profiel van de onderwijsinstelling heeft invloed. Weber betrok ook verschillende CBS- gegevens, zoals inwoneraantal van steden en het aantal horecagelegenheden, en gegevens uit de Keuzegids over de kwaliteit van een opleiding. Uit de analyse blijkt dat voor bachelorstudenten het stadsleven rond de instelling een belangrijkere factor is dan onderwijskwaliteit. Internationale masterstudenten geven juist wel vaak de voorkeur aan onderwijskwaliteit boven het stadsleven. Over het algemeen geven internationale studenten de voorkeur aan onderwijsinstellingen die al veel internationale studenten hebben.

Beleid

Weber benadrukt dat het probleem van internationale studenten niet zozeer een ongecontroleerde groei is, maar eerder een ongelijke spreiding van die groei. Sommige onderwijsinstellingen hebben te veel internationale studenten, terwijl andere, zoals Maastricht, er juist meer willen aantrekken. De oplossing is volgens de socioloog dan ook geen harde stop, maar een bevordering van een gelijkmatigere verspreiding.

De meest gehoorde oplossing tot nu toe - minder opleidingen in het Engels - is in elk geval te simpel, waarschuwt Weber. ’Sommige instellingen hebben juist wel internationale studenten nodig, omdat ze steeds minder Nederlandse studenten krijgen. En wat doe je met internationale medewerkers die geen onderwijs in het Nederlands kunnen geven, maar wel veel bijdragen aan het onderzoek en het Engelstalige onderwijs? Uniform beleid voor álle instellingen is niet de oplossing.’

Meer informatie over de bevindingen van Tijmen Weber zijn te vinden op zijn website Global Campuses.