In Nederland gaat bijna veertig procent van alle energie naar de productie van basismaterialen, zoals staal en kunststoffen. De basisindustrie is bovendien grootverbruiker van grondstoffen. Toch kan deze productie in 2050 volledig klimaatneutraal en circulair worden. Dat blijkt uit een studie van het Sustainable Industry Lab, een denktank waarin wetenschappers samenwerken met experts uit de industrie, milieubeweging en overheid. Hun rapport is vandaag aangeboden aan Erwin Nijsse, directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Het rapport neemt als uitgangspunt dat de wereldwijde behoefte aan staal, kunststoffen en basischemicaliën nog lange tijd groot zal blijven, ook als ingezet wordt op besparing en duurzame materialen zoals hout. De productie van basismaterialen moet daarom voor 2050 klimaatneutraal en circulair worden om te voldoen aan Nederlandse en Europese regels en ambities.
De Nederlandse basisindustrie kan de omschakeling maken dankzij de gunstige ligging aan de Noordzee, waardoor veel windenergie beschikbaar is. Met de elektriciteit en waterstof die dat oplevert kan de productie duurzaam worden. Het rapport laat zien dat de Noordzee hiervoor voldoende plaats biedt, rekening houdend met de eisen die natuur en scheepvaart stellen.
Chemie en raffinage gebruiken aardolie ook als grondstof. Deze sectoren kunnen omschakelen naar andere stoffen die koolstof bevatten, zoals biologische resten en afval. Chemische productie is nauw verweven met de industrie in Vlaanderen en het Ruhrgebied, waardoor reststromen efficiënt kunnen worden gebruikt. De transitie in deze sectoren kan stapsgewijs verlopen, als gaandeweg meer bekend wordt over nieuwe circulaire technieken.
Dat is anders bij de productie van staal. De overstap naar waterstof om ijzererts te verwerken is een totale verandering van de processen. Nederland is niet de goedkoopste locatie voor waterstofgebaseerde staalproductie. Maar de verwevenheid van staalproductie met hoogwaardig eindgebruik zoals in de autoen verpakkingsindustrie in Europa kan het toch aantrekkelijk maken om in Nederland groen staal te produceren.
Voor de productie van kunstmest is ammoniak nodig. Bedrijven in Nederland produceren dat nu lokaal op basis van aardgas. Het rapport stelt dat groene ammoniak geïmporteerd kan worden wanneer er in Nederland niet voldoende duurzame energie beschikbaar is om ammoniak ter plekke te maken. Met geïmporteerde ammoniak kan de productie van kunstmest en de daarmee nauw verbonden chemische producten zoals nylon en melamine in Nederland blijven.
In al deze sectoren zijn er argumenten om de productie te verhuizen of deze juist te behouden voor Nederland. De studie belicht daarom ook hoe verschillende toekomstbeelden deze keuzes beïnvloeden. Daarbij pleiten de samenstellers voor een wereldwijde taakverdeling bij de productie van basismaterialen. Zij stellen dat een eerlijke energietransitie eist dat Nederland naast een belofte voor terugdringen van de emissies ook een productiebelofte doet. Nederland is in staat om een stevig aandeel te nemen in klimaatneutrale productie van basismaterialen in een circulaire economie.