Kamer vraagt UU-onderzoekers advies over vergoeding kinderopvang

Thomas van Huizen, foto: Maarten Kip
Thomas van Huizen, foto: Maarten Kip

Vanaf 2025 wordt de vergoeding voor kinderopvang sterk verhoogd en wordt deze inkomensonafhankelijk: alle ouders krijgen 96% van de kosten vergoed. De toeslag is ook niet langer gerelateerd aan het aantal uren dat ouders werken. Een andere belangrijke wijziging is dat de toeslag niet meer via de belastingdienst loopt, maar direct wordt uitgekeerd aan de aanbieder van kinderopvang. Hoewel het kabinet ouders het hier makkelijker mee probeert te maken, heeft deze wijziging ook een aantal haken en ogen. Naar verwachting zullen de kosten van de kinderopvang voor mensen met een hoog inkomen dalen, maar voor mensen met een laag inkomen flink stijgen. Thomas van Huizen en Janneke Plantenga werden uitgenodigd bij het Rondetafelgesprek om vragen van Tweede Kamerleden te beantwoorden.

Kinderopvang kan bijdragen aan kansengelijkheid

Van Huizen geeft de kamerleden verschillende adviezen om het stelsel rechtvaardiger en efficiënter vorm te geven. "Het is belangrijk om een nieuw systeem voor de kinderopvang goed te doordenken en tijd te nemen voor deze transitie. De invoering van een vergoeding van 96% kan ook zorgen voor kansenongelijkheid. Hogere vergoedingen kunnen de prijs omhoog stuwen, waardoor het duurder wordt voor lagere inkomens."

Een tweede advies ligt in het aantrekkelijker maken van het ouderschapsverlof voor het eerste jaar. "Baby-opvang is duur en kost meer capaciteit dan opvang voor peuters. Als je personeel van de babyopvang overhoudt, kunnen zij weer op andere groepen inspringen." Daarnaast adviseert Van Huizen om stapsgewijs een universeel recht op kinderopvang in te voeren. "Geef kinderen vanaf twee jaar bijvoorbeeld zestien uur per week recht hierop, onafhankelijk van de arbeidsstatus van de ouders. Een eenvoudig en universeel systeem kan helpen bij het verkleinen van de kansenkloof." Tot slot noemt Van Huizen het belang van kwaliteit. "Investeer in kwaliteit door te experimenteren. Pedagogische beleidsmedewerkers en coaches kunnen een belangrijke rol gaan spelen. Een systematische evaluatie kan daarbij helpen."

Simone Richardson (VVD) heeft haar bedenkingen bij het advies van Van Huizen om elk kind vanaf 2 jaar recht te geven op 16 uur kinderopvang per week. Want hoe krijgen we dat voor elkaar met de grote personeelstekorten? Van Huizen reageert: "Er zijn op dit moment allerlei regelingen, zoals de voorschoolse educatie en de peuteropvang, maar het aantal uren en vanaf welke leeftijd het kind erheen kan, verschilt per gemeente. Ik zou de voorkeur geven aan een universeel systeem, in plaats van vijf dagen kinderopvang voor de hoge inkomensgroepen. Dat levert maatschappelijk veel meer op. Bovendien is daar niet veel meer capaciteit voor nodig. Je verdeelt de capaciteit namelijk op een andere manier."

Een groot experiment

Twee rondes later is Janneke Plantenga aan de beurt om over haar position paper uit te weiden. "Ik hoor veel mensen hier zeggen dat we experimenten moeten doen naar de effectiviteit van de kinderopvang. Maar we kunnen ook de laatste twintig jaar als een groot experiment zien. En hier hebben we een aantal dingen van geleerd. Kinderopvang is belangrijk voor arbeidsmarktparticipatie, kan buitengewoon belangrijk zijn voor kinderen uit kansarme milieus en de kwaliteit van kinderopvang is essentieel."

Plantenga vervolgt haar toespraak met het beschrijven van de situatie in Nederland. "We maken veel gebruik van de kinderopvang, want de arbeidsmarktparticipatie is hoog en we hebben relatief kort ouderschapsverlof. We kennen geen wettelijk recht op kinderopvang zoals in Scandinavië. In Nederland is het recht op kinderopvang gebonden aan arbeidsmarktparticipatie, waardoor het niet-gebruik van kinderopvang geconcentreerd is in lagere inkomensklassen." Plantenga geeft aan dat de kwaliteit redelijk tot goed is en vervolgt met de sterke punten: "We hebben een groot bereik, het is flexibel, klantgericht en we hebben een gunstige score op kwaliteit. De zwakke punten aan de andere kant zijn een complexe financieringsstructuur, strikte koppeling aan betaalde arbeid en het onderscheid tussen private kinderopvang en publiek onderwijs."

Kinderopvang kan buitengewoon belangrijk zijn voor kinderen uit kansarme milieus

Advies

Plantenga geeft drie mogelijke opties om kansenongelijkheid tegen te gaan. "Je kan de prijs vastzetten die de kinderopvang aan ouders mag vragen. Een andere optie is meer inzetten op het ouderschapsverlof. Hele jonge kinderen krijgen minder toegang, zodat er meer capaciteit is voor de oudere kinderen. Tot slot zou je de vierde of vijfde dag misschien duurder kunnen maken, waardoor je het de middenen hogere klasse iets moeilijker maakt."

Kinderopvang gericht op de ouder

Ook voor Plantenga een aantal kamervragen. Hilde Palland (CDA) vraagt naar één van de zwakke punten: "Wat gaat er mis in het verschil tussen de private kinderopvang en de publieke scholen?" Plantenga: "Het onderwijs is nu vooral kindgericht en de kinderopvang is vooral bedoeld zodat de ouders kunnen werken. Maar we hebben de afgelopen twintig jaar geleerd dat er iets gebeurt op die kinderopvang. Kinderen hebben er baat bij." Hoewel allerlei samenwerkingen tussen buitenschoolse opvang en scholen ontstaan, gaat dit volgens Plantenga niet altijd eenvoudig. "Als je met de kennis van nu terugkijkt, zou het gros van de mensen de kinderopvang toch heel anders vorm hebben gegeven."

We hebben de afgelopen twintig jaar geleerd dat er iets gebeurt op die kinderopvang. Kinderen hebben er baat bij.

Vast tarief

Jacqueline van den Hill (VVD) lijkt sceptisch over een vast tarief. Hoe stel je zo’n tarief vast? En hoe houd je rekening met het verschil tussen de Randstad en het platteland? Plantenga wil eerst helder stellen dat met de huidige wijziging er een dreiging is van prijsstijgingen. De aanbieder kan nu een prijs rekenen, boven het maximum vast gestelde uurtarief. Dat betekent nauwelijks vraagverlies, want voor de hogeen middeninkomens is de kinderopvang veel goedkoper geworden - immers zij kregen voorheen slechts een deel van de prijs vergoed. Maar met het nieuwe beleid krijgen ze 96% vergoed! Maar de lage inkomens kregen al 96% vergoed en worden nu geconfronteerd met de prijsstijgingen vanuit de aanbieders. De kans is groot dat zij er dus op achteruit gaan. Een gevolg hiervan is dat kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus niet meer naar de kinderopvang kunnen. En we willen juist die kinderen op de opvang hebben. Vandaar het pleidooi voor een regulering van de prijs."

Het kamerlid lijkt nog niet tevreden met het antwoord. Plantenga gaat door: "In 2009 ging de prijs van de kinderopvang ook omlaag. Hoewel het CPB had voorspeld dat de vraag naar kinderopvang niet zou toenemen omdat Nederland een land zou zijn met een ’moedercultuur’ die de kinderen niet graag zouden uitbesteden.Toch steeg de vraag naar kinderopvang enorm. Informele oppas werd namelijk vervangen door de formele opvang.

Van den Hill is ook op zoek naar een positieve boodschap: "Hoe behouden we de sterke punten?" Plantenga reageert: "Zorg dat je het bereik over een zo groot mogelijke groep van kinderen spreidt. Nu maakt 25% niet gebruik van kinderopvang en dit zijn vooral gezinnen uit lagere sociaal economische klassen. Waar je in ieder geval voor moet waken, zijn de verdringingseffecten: als de opvang voor hogere sociaal-economische klassen goedkoper wordt, brengen ze hun kind misschien makkelijker één of twee dagen extra naar de opvang. Hierdoor wordt de vraag nog groter en de kans op opvang voor lagere inkomens nog kleiner."

Een kindgericht systeem voor alle kinderen

Tot slot vraagt Senna Maatoug welk advies Plantenga aan de ministers zou willen geven. "Ik vind de stip op de horizon belangrijk. Voor mij zou dat punt zijn: een kindgericht systeem voor alle kinderen. Let erop dat de wijzigingen die je nu doorvoert die stip op de horizon niet verder weg brengen. Zet in op een consistent beleid. Als we nu iets willen, dan spijkeren we dat vast op 2050 en dan houden we ons daar aan."